Fraude & plagiaat: aanvullende onderzoeksbevoegdheden examencommissie

Over Rechtsprekers

Recht doen aan de praktijk en het verschil maken voor de praktijk!

Bekijk het cursusaanbod

Blijf op de hoogte

Nu inschrijven

Het lijkt soms een flinke uitdaging om fraude en plagiaat te herkennen bij een sterk vermoeden dat een student zich oneigenlijk heeft laten ondersteunen door ghostwriters, scriptiecoaches, afstudeerondersteuning of artificial intelligence (AI),  waaronder Chat GPT. Binnen de onderwijsgemeenschap zijn hiervoor inmiddels allerlei praktische richtlijnen en tools voor examinatoren ontwikkeld. Recent heeft ook de Raad van State (RvS) een juridische duit in ‘t zakje gedaan om een effectieve aanpak van docenten en examencommissies bij het tegengaan van fraude te versterken.

Van middelmaat tot Einstein dankzij Chat GPT (AI)

Het komt met enige regelmaat voor: een middelmatige student ontpopt zich – onverwacht, opvallend en uit het niets – tot rekenwonder, taalvirtuoos of komt opeens met een geweldige opdracht of oplossing waar Einstein jaloers op zou zijn. Dit roept (naast initiële bewondering) de nodige vragen op. Er zijn echter geen andere aanwijzingen voor fraude, geen plagiaatrapport of bewijs van ongeoorloofde samenwerking. Mag deze student aan een (aanvullende) inhoudelijke toets worden blootgesteld? Ja, dit mag, aldus de Raad van State in haar uitspraak van 26 juli 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2874).

Onschuldpresumptie, faalangst en omkering bewijslast vruchteloos door student aangevoerd

De student levert een werkstuk in. Op basis van de zeer hoge kwaliteit van dit werkstuk rijst bij de vakdocent twijfel aan de authenticiteit van het werk. Het niveau van het werk verschilt te veel van werk dat hij eerder van deze student had gezien. De examinator is ervan overtuigd dat het ingeleverde werk niet van deze student afkomstig is en niet door deze student kan zijn gemaakt.

De student meent dat op haar geen verplichting rust om in een gesprek met de vakdocent (en later ten overstaan van de examencommissie) haar werkstuk nader toe te lichten. De student is van oordeel dat dit erop neerkomt dat zij haar onschuld moet aantonen en dit is volgens de student een omkering van de bewijslast. Bovendien meent de student dat zij nu in feite gestraft wordt voor het inleveren van een te goede opdracht. Verder wijst de student erop dat zij faalangst heeft en dat zij mede hierdoor tijdens het gesprek met de examinator en (later) met de examencommissie is dichtgeklapt waardoor zij haar werkstuk evenmin voldoende heeft kunnen toelichten.

Onverwacht hoge kwaliteit of te veel verschil met eerder werk rechtvaardigt fraudeonderzoek

De Raad van State oordeelt dat wanneer het niveau van het werk van een student te veel verschilt van eerder werk of als het ingeleverde werk van onverwacht hoge kwaliteit is, een aanleiding ontstaat voor de examinator en (in het kader van een onderzoek naar fraude) ook voor de examencommissie en het College van Beroep voor de Examens (COBEX/CBE) om de kennis van de student nader te toetsen. Deze toetsing kan plaatsvinden door – bijvoorbeeld – het vragen van een extra (mondelinge) toelichting of door het maken van een korte opdracht waarmee de student kan aantonen dat zij wel over de voor het vak vereiste kennis en vaardigheden beschikt. De RvS geeft aan:

‘Het bieden van deze gelegenheid moet worden beschouwd als een geschikte wijze van het toetsen van de kennis en kunde van de student. Dat bij twijfel aan de authenticiteit van het ingeleverde werk van de student wordt gevraagd om het werk toe te lichten en eventueel ook een andere opdracht te maken, betekent dus ook niet dat sprake is van een omkering van de bewijslast’.

Student is toch geen Einstein, fraude staat vast

Het is dus aan de student om de gerezen twijfels aangaande de authenticiteit van het ingeleverde werk weg te nemen. Wanneer de student van een gelegenheid daartoe geen gebruik maakt dan acht de hoogste onderwijsrechter het niet onredelijk dat de examencommissie en het CBE aan het afwijzen van dit aanbod, dat bedoeld is haar kennis en kunnen nader te toetsen, de conclusie verbindt dat de twijfel of het ingeleverde werk door de student zelf is gemaakt niet is weggenomen.

Sterker, de Raad van State gaat nog verder:

‘het niet eenmalig maar bij meerdere gelegenheden niet kunnen toelichten van de essentiële elementen in het door haar ingeleverde werk en met name het objectief ontbreken kennis van daarin gebruikte technische termen en kennis over een aantal in haar ontwerp toegepaste technieken, kan de conclusie dragen dat de student dit niet (volledig) zelf heeft gemaakt. Daarmee is de fraude buiten redelijke twijfel komen vast te staan’.

Meer informatie

Lid van examencommissie of CBE en geïnteresseerd in het uitbreiden en verdiepen van uw juridische kennis van het onderwijsrecht? Schrijf u dan nu in voor de Leergang Onderwijsrecht. In de Leergang worden alle relevante facetten van het onderwijsrecht besproken. Kijk voor meer informatie op onze site of neem contact op via info@rechtsprekers.nl.