Schorsing, verwijdering en uitschrijving van de student in verband met (ernstige) overlast

Over Rechtsprekers

Recht doen aan de praktijk en het verschil maken voor de praktijk!

Bekijk het cursusaanbod

Blijf op de hoogte

Nu inschrijven

Verstorend gedrag bij werkgroepen, smaad, laster, intimidatie, bedreiging, mishandeling en ander (seksueel) grensoverschrijdend gedrag  Het komt helaas steeds vaker voor dat docenten, (mede)studenten, medewerkers, stagebegeleiders en ook externen ongepast bejegend worden of anderszins (ernstige) overlast ondervinden van een student. Wat zijn de mogelijkheden, voorwaarden en grenzen om op grond van onderwijsregelingen hiertegen op te treden? Een korte verkenning.

Relevante wet- en regelgeving

Artikel 7.57h van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) bepaalt dat het College van Bestuur (CvB) voorschriften kan geven en maatregelen kan nemen met betrekking tot de goede gang van zaken in de gebouwen en terreinen van de instelling. Die maatregelen kunnen inhouden dat de toegang  tot die gebouwen en terreinen voor de duur van maximaal een jaar kan worden ontzegd. Ook definitieve verwijdering en uitschrijving van de student is mogelijk, maar dan dient sprake te zijn van (i) ernstige overlast binnen de gebouwen en terreinen van de instelling waarbij de student deze overlast ondanks (ii)  aanmaning door het CvB  (iii) niet heeft gestaakt.

De meeste onderwijsinstellingen hebben een regeling (bijvoorbeeld) in een Studentenstatuut waarin is bepaald dat de student geen inbreuk mag maken op rechten van derden, geen (directe of indirecte) schade aan personen of eigendommen van de Universiteit of Hogeschool mag toebrengen en niet in strijd mag handelen met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt jegens een ander persoon.

Enkele algemene gezichtspunten en inzichten voor besluiten omtrent schorsing, verwijdering en uitschrijving:

  • Het opleggen van een maatregel krachtens artikel 7.57h van de WHW heeft geen punitief karakter, gericht op leedtoevoeging, maar is een ordemaatregel ten behoeve van het verzekeren van de goede gang van zaken in de gebouwen en tot de terreinen van de instelling van een hogeschool of universiteit teneinde een bevorderlijk onderwijsklimaat tot stand te brengen. Voor een dergelijke maatregel geldt een lichtere bewijsmaatstaf dan in een strafrechtelijke procedure. Dat betekent ook dat het CvB bij zijn beoordeling alle beschikbare informatie, ongeacht de vorm waarin die is aangeleverd, mag betrekken bij haar beoordeling;
  • Een onderwijsinstelling moet goed kijken naar haar interne regelgeving. De wet schrijft bijvoorbeeld niet voor dat een waarschuwing vereist is voorafgaand aan een tijdelijke schorsing, maar de regels van de onderwijsinstelling kunnen dit wel voorschrijven en dan is de onderwijsinstelling hieraan gebonden;
  • Let ook op dat het bevoegd orgaan (het College van Bestuur) de regels heeft opgesteld en het besluit neemt;
  • Uit de tekst van artikel 7.57h WHW, noch uit de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling volgt dat vereist is dat het CvB voorafgaand aan de aanmaning, eerst toepassing moet geven aan het eerste lid van dit artikel. Het CvB is dus in voorkomende gevallen niet gehouden om de student eerst tijdelijk te schorsen alvorens tot een definitieve verwijdering over te gaan;
  • Bij een besluit tot definitieve verwijdering moet de student minimaal eenmaal zijn gewaarschuwd over zijn gedrag en in de gelegenheid zijn gesteld zijn gedrag te verbeteren. Voor de student moet het dus voldoende duidelijk zijn dat klachten over zijn gedrag bestonden en dat het gedrag niet getolereerd zou worden;
  • De onderwijsinstelling moet de student in de gelegenheid stellen een zienswijze naar voren te brengen op het voorgenomen besluit tot schorsing of het besluit de inschrijving te beëindigen. De student moet de mogelijkheid hebben gehad om zich tegen het besluit (en de daarin vervatten klachten) te verweren;
  • Uit het (voorgenomen) besluit moet duidelijk worden welke concrete gedragingen van de student aan de maatregel ten grondslag worden gelegd;
  • De verweten gedragingen en uitlatingen die de student worden aangerekend moeten aannemelijk worden gemaakt, bijvoorbeeld door middel van verklaringen van medewerkers (zoals de decaan, directeur opleiding, docenten) en/of studenten;
  • De verweten gedragingen en uitlatingen moeten voldoende ernstig zijn om de maatregel te kunnen dragen;
  • Het besluit moet voldoende gemotiveerd zijn.

Wat nu bij (ernstige) overlast buiten de terreinen van de onderwijsinstelling?

Overlast in de gebouwen en terreinen van de onderwijsinstelling kan (relatief) eenvoudig worden aangepakt. De student die zich in de gebouwen en terreinen schuldig maakt aan intimidatie, bedreiging, verstorend gedrag, ongepaste bejegening, smaad, laster, of – bijvoorbeeld –  het hacken van een computersysteem van de onderwijsinstelling, kan (zo blijkt uit uitspraken van de onderwijsrechter) voor vele maanden geschorst worden en (na aanmaning) bij ernstig overlast zelfs definitief worden verwijderd. Maar wat nu bij (ernstige) overlast buiten de terreinen van de onderwijsinstelling?

Wanneer onacceptabel gedrag van een student buiten het terrein van de school of universiteit plaatsvindt, ligt de mogelijkheid van schorsing en/of verwijdering genuanceerder, maar is dit in veel gevallen nog steeds mogelijk. De onderwijsrechter (voorheen: het CBHO, thans: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, RVS) heeft immers bij herhaling – en nog heel recent bij uitspraak van 31 mei 2023 – overwogen dat de WHW bij schorsing en verwijdering van een student in verband met overlast uitgaat van een plaatsgebonden criterium. De overlast hoeft echter niet plaats te vinden binnen de gebouwen en terreinen van de onderwijsinstelling, maar moet enkel zijn uitwerking daar (mede) hebben. In het geval van vorenstaande uitspraak ging het om gedragingen in het digitale domein (identiteitsfraude en stalking) specifiek gericht op (vrouwelijke) medestudenten.

Een student – bijvoorbeeld – die tijdens een buitenlandexcursie een medestudent mishandelt, of een student die in het digitale domein (vanaf zijn studentenkamer) identiteitsfraude pleegt, of een student of docent via Whatsapp lastig valt, moet er derhalve rekening mee houden dat hoewel de gedragingen buiten het terrein van de onderwijsinstelling plaatsvinden, de (uitwerking van die) overlast zich ook binnen het fysieke domein van de onderwijsinstelling doet gevoelen. De gedragingen raken immers studenten, docenten of anderen die studeren of werkzaam zijn binnen de muren van de onderwijsinstelling. Deze verduidelijking van de RvS biedt onderwijsinstellingen in de huidige tijd, waarin overlast niet enkel fysiek maar juist ook veel meer online kan plaatsvinden, meer ruimte en handvatten om dergelijke studenten te weren

Meer informatie

Lid van examencommissie of CBE en geïnteresseerd in het uitbreiden en verdiepen van uw juridische kennis van het onderwijsrecht? Schrijf u dan nu in voor de Leergang Onderwijsrecht. In de Leergang worden alle relevante facetten van het onderwijsrecht besproken. Kijk voor meer informatie op onze site of neem contact op via info@rechtsprekers.nl.